De meeste kinderen die verwezen worden voor ademtherapie hebben astma, hyperventilatieklachten of een ineffectiente ademhaling tijdens het sporten.
De therapie bestaat uit het bewust leren voelen hoe de ademhaling verloopt. Waar beweegt het in je lichaam wanneer je ademt, hoe snel adem je, adem je door je neus of door je mond? Wat is het verschil tussen een neus- en mondademhaling? Wanneer je je handen op je buik legt kun je daar dan naar toe ademen?
Er worden allerlei vragen gesteld zodat het kind het ademhalingsproces kan observeren. Normaalgesproken heeft het kind een natuurlijke ademhaling, d.w.z. dat de ademhaling zich precies aanpast aan de behoefte van het kind op dat moment. Die behoeftes varieren constant en zijn onderhevig aan de emoties, de fysieke inspanning of juist de rust die het kind ervaart. Door spanning en stressmomenten kan het kind de adem als het ware vast gaan zetten waardoor er steeds oppervlakkiger en sneller geademd wordt en het kind geen verbinding meer kan voelen met die oorspronkelijke en natuurlijke wijze van ademen.
Door middel van ontspanningsoefeningen, inspanningsoefeningen op de loopband, verlengen van de uitademing, op je buik over een bal rollen kan het kind zich weer bewust worden hoe die buik meebeweegt tijdens het ademen. Er wordt geprobeerd om de verbinding met de natuurlijke wijze van ademen weer te herstellen.